Een verhaal is als een cadeau met een sierlijk papiertje er omheen. Met veel verlangen en een nieuwsgierige blik ga je op zoek naar, ja………naar wat? De legende van de Putheks is zo’n geschenk. Speciaal voor jou zal ik het heel voorzichtig uitpakken en aan je geven. En als ik het verhaal goed vertel zal het je ontroeren en zal je het nooit vergeten. Daarna mag je het verder vertellen aan anderen en opnieuw plezier aan beleven, en dan nog eens en nog eens.
Steek nu je handen maar in je broekzakken. Dat doen ze hier en in de wijde omgeving van de kolenmijn van Zolder allemaal. Zo kan je onmogelijk met je vingers wijzen om te plagen of te pesten. Anders kan het je een vinger kosten! Net zoals bij vele oud mijnwerkers, trouwens.
Mijn moeder, en al de moeders uit de streek, smeekten destijds hun zonen om goed hun best te doen op school en een diploma te behalen. Zo zou je niet in die vervloekte mijn moeten gaan werken, zoals hun grootvaders, vaders en hun ooms dat deden. Zij waarschuwden ons voor de vele ondergrondse gevaren en ook voor de gevaarlijke “LEYN WECKX”.
De put, zoals wij de kolenmijn noemen, had een niet te stillen honger naar jonge sterke mannen die van alle kanten uit het land kwamen, zelfs uit het verre buitenland. De mijn zocht hen voor – letterlijk – het zwartste werk van het land. Zo kwam ikzelf ook in de put terecht. Daar rook en proefde ik de zure lucht. Ik zag er de pikzwarte duisternis en ik maakte mee hoe gevaarlijk het was om achthonderd meter diep onder de grond te werken. Tussen het gekraak en het geraas, eigen aan mijnbouw, hoorde ik de verhalen die al zo lang verteld werden. Ze waren al die tijd blijkbaar in de levensnoodzakelijke wind blijven hangen.